Niet-heterostellen met een kinderwens zijn vanaf 2019 welkom in twee Nederlandse klinieken waar ze via een ivf-behandeling, die een draagmoeder ondergaat, een baby kunnen krijgen. Tot nu toe zagen zij (maar ook heteroparen) zo’n wens alleen door buitenlandse ziekenhuizen vervuld – als dat al lukte.
Voor de goede orde
De draagmoeder die bevalt, is automatisch de wettelijke moeder. Als zij getrouwd is, wordt haar man automatisch de vader. Een hetero- of homostel moet de baby dus adopteren. Dat betekent dat de moeder het kind moet afstaan ter adoptie, in geval van een huwelijk met goedkeuring van de wettige vader. Dat is – zacht uitgedrukt – emotioneel sterk belastend: het gebeurt vaak dat een draagmoeder beslist het kind niet af te staan. Sterker nog: de draagmoeder mag besluiten dat zij het kind wil houden, ook als zij niet de biologische moeder is.
Tot zover de problemen voor de aanstaande adoptieouders en draagmoeders
Want er is meer. René Hoksbergen, emeritus hoogleraar adoptie en meestal een licht in de duisternis als het om dit soort vraagstukken gaat, stelt: “Je kunt ervan uitgaan dat een kind gaat worstelen met de wijze waarop het gemaakt is en daarmee problemen krijgt. Het [draagmoederschap] is een product van een consumptiebehoefte aan kinderen. Dit heeft niets met het belang van het kind te maken.”
Hoksbergen voorziet problemen met de identiteit van deze draagmoederkinderen, los van door wie zij worden geadopteerd. “Dit geldt voor alle stellen. Het onderzoek naar de effecten wordt vaak gedaan door belanghebbenden en bij jonge kinderen. Daar moet je dus niet op afgaan.” Het argument dat homoseksuele wensouders anders naar het buitenland gaan, waar uitbuiting van draagmoeders voorkomt, slaat volgens hem nergens op. “Hier zijn de rechten van de mens, om in principe bij de eigen ouders op te groeien, in het geding.”
Maar ja: als het om draagmoederschap en adoptie gaat, wordt het kind niets gevraagd
Ik heb hierboven dagblad Trouw van 13 november geparafraseerd. Trouw schrijft ruim tien jaar rustig en genuanceerd over deze vormen van adoptie. Al in een artikel uit 2009 schrijft Jann Ruyters dat er bij buitenlands commercieel draagmoederschap kanttekeningen zijn te plaatsen. En, gaat zij verder: “Alleen op die [reacties] van de kinderen moeten we nog even wachten.” Hoksbergen reageert met een keihard welnee: “We zijn allang bekend met het verdriet, de boosheid en de worsteling van mensen die hun identiteit niet kennen, niet weten van wie ze afstammen en die als koopwaar van de hand zijn gedaan.”*
Buitenlands commercieel draagmoederschap verschilt niet van binnenlands commercieel draagmoederschap. En ook het verdriet, de boosheid en de worsteling van de adoptiekinderen die daaruit voortkomen zijn hetzelfde. Het wachten is op de rustige, genuanceerde reacties van die kinderen zelf, over een jaar of twintig.
Norbert Splint
* René Hoksbergen: Kinderen die niet konden blijven, zestig jaar adoptie in beeld. Tweede herziene en geactualiseerde druk, Soesterberg, ASPEKT, 2012, p 537
Norbert Splint (1969) is tekstschrijver en journalist. Hij studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde in 2015 de roman ‘De ZorgPartij’. Dit najaar kwam zijn verhalenbundel ‘Dood kind’ uit.
One thought on “Commercieel draagmoederschap: het kind wordt niets gevraagd”