‘Doe maar gek, dan doe je al gewoon genoeg,’ zei moeder toen ik als kind weer eens met mijn twee zussen en ons buurmeisje de Dolly Dots nadeed, of als mijn broer en ik samen onze poppenkleertjes aan het wassen waren en netjes aan de lijn hingen.
In ons ‘straight-friendly’ gezin bleek ‘gewoon’ af en toe wat lastig te definiëren. Met twee zoontjes die liever met make-up dan met auto’s speelden en met een dochter die plastic legerpoppetjes verzamelde en nooit mooie rokken of make-up wilde dragen, was ‘gewoon’ een woord dat bij ons ‘gewoon’ niet snel meer gebruikt werd.
En dat heeft ons gezin meer goed dan slecht gedaan.
Via een vriend die medische antropologie studeert, kreeg ik afgelopen week het onderzoek ‘Exploring a Dutch paradox: an ethnographic investigation of gay men’s mental health’ onder ogen.
Dit onderzoek begint met iets wat we al langer weten: ondanks het feit dat Nederland wereldleider is op het gebied van homorechten, scoren homoseksuele Nederlandse mannen veel hoger op stemmingswisselingen, depressie, angststoornissen en zelfmoordpogingen dan heteroseksuele Nederlandse mannen (Keuzenkamp et al 2007).
De ‘Social Stress Theory’ is een inmiddels beproefd model om deze problemen bij homoseksuele mannen te verklaren: hierbij spelen discriminatie, stigmatisering en geïnternaliseerde homofobie een sleutelrol. Zij vormen de basis voor de ‘minderheidsstresshypothese’ van deze theorie, die geleid heeft tot diverse onderzoeken op dit terrein in zowel West-Europa als in Noord-Amerika.
Gegeven het feit dat Nederland wereldleider is als het om homorechten gaat, is het interessant de geestelijke gezondheid van homoseksuele mannen hier te onderzoeken. Onderzoekers De Graaf, Sandfort en Ten Have schrijven in 2006:
“In Nederland bestaat er voor homoseksuelen een vrijwel totale wettelijke gelijkheid. Vergeleken bij hun heteroseksuele landgenoten, hebben Nederlandse homoseksuele mannen het op sociaal-economisch gebied beter en zij zijn hoger opgeleid. Homoseksuele Nederlandse mannen ondervinden vrijwel geen hinder als het gaat om toegang tot hooggekwalificeerde gezondheidszorg.”
Gezien de sociale, wettelijke en economische status van de Nederlandse homoseksuele man, lijkt het dus lastig hem te bestempelen als ‘kansarm’.
Ondanks de schijnbare gelijkheid tussen homo- en heteroseksueel, blijkt uit onderzoek dat als het om de geestelijke gezondheid gaat, de verschillen tussen homoseksuele en heteroseksuele mannen in Nederland net zover uiteenliggen als in landen waar er (veel) minder wettelijke en sociale steun voor homorechten zijn.
Dit onderzoek gaat in op de vraag hoe deze ‘Nederlandse paradox’ (een hoge score op sociale, economische en wettelijke gelijkheid én een hoge score op geestelijke gezondheidsproblemen) begrepen kan worden. De psychologie als wetenschap alleen schiet hierbij tekort. Sociale, culturele en antropologische componenten zullen aan de studie toegevoegd moeten worden.
De aldus tot stand gekomen etnografische studie gaat over de sociale processen die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid van homoseksuele mannen, waarbij naast de psychologische (beschrijvende) processen tevens de structurele en contextuele (culturele) processen worden onderzocht.
Een voorbeeld: terwijl stigmatisering in de literatuur van de psychologie vaak als een geïnternaliseerd fenomeen benaderd wordt, zullen antropologen en sociologen meer de specifieke context van cultuur en macht benadrukken, een context waarbinnen stigmatisering handelt om de handhaving van dominante normen en waarden.
Nu blijkt uit onderzoek dat de etnografische omstandigheden voor de geestelijke gezondheid bij homoseksuele mannen zich op drie vlakken richten:
1 adolescentie en “gewoon” zijn
2 de uitdaging van een vaste relatie
3 gay-subculturen
Ad 1. Voor homoseksuele adolescenten geldt dat hun eigenheid door anderen niet als ‘gewoon’ wordt gezien en dat zij hun eigenheid zelf ook niet als ‘gewoon’ omschrijven. Alhoewel de Nederlandse maatschappij meer open staat voor ‘anders-zijn’, blijven hetero-normatieve waarden (en daarmee de afwijzing van al te vrouwelijke homoseksuele voorbeelden) heersend. Vrouwelijkheid en het niet voldoen aan ‘gewoon’, roepen in familie, sportclub, school en in werk weerstand op. Sterker nog: uit onderzoek blijkt dat ook voor de homo-emancipatie in Nederland geldt dat ‘gewoon’ en ‘gewoon doen’ de normen zijn, waardoor ook bij de homo-emancipatie hetero-normatief, mannelijk gedrag openlijk gesteund en te weinig uitgedaagd wordt.
Ad 2. Homoseksuele adolescenten hebben een negatiever zelfbeeld dan heteroseksuele adolescenten. Ze zijn kwetsbaarder voor afwijzingen. Ze worstelen met eenzaamheid en met het in stand houden van langdurige liefdesrelaties. Een negatief zelfbeeld en een grotere kwetsbaarheid voeden pogingen seksueel aantrekkelijker gevonden te worden en daarmee mannelijker en hetero-normatiever gedrag te willen vertonen.
Ad 3. Uit onderzoek blijkt dat in gay subculturen mannelijkheid een nog grotere rol speelt dan aantrekkelijkheid. Meer mannelijkheid betekent meer ‘seksueel kapitaal’, wat voor mannen in gay subculturen die aan het hetero-normatieve, mannelijke ideaal voldoen gunstig uitpakt, maar die juist contraproductief werkt voor homoseksuelen die niet aan dat ideaal voldoen. Vrouwelijk zijn en vrouwelijke karakteristieken bezitten wordt in gay subculturen als onaantrekkelijk beschouwd. In de meeste gay settings in deze studie was ‘self-fashioning as masculine’ en het wegzetten van vrouwelijkheid als niet nastrevenswaardig dé manier om het seksueel kapitaal veilig te stellen.
De bekrachtiging van het gespierde hetero-lichaam en van hetero-normatieve gedragingen is diep in de homoseksuele levens doorgedrongen en komt voort uit de bredere sociaal-culturele mannelijkheidsidealen, uit angst voor discriminatie en zij zijn aanwezig in zaken als onze opvoeding, scholing, arbeidsomgeving, reclame, marketing, pornografie, (homoseksuele) subculturen en zelfs in onderdelen van (Gay) Pride(s) (Duncan 2010; Lanzieri and Hildebrandt 2011; Wood 2004).
Dientengevolge reproduceren homoseksuele mannen actief hetero-normatieve genderhiërarchieën en daarmee de overheersing van deze hiërarchieën.
Bourdieu en Wacquant (2004) noemen deze overheersing ‘symbolisch geweld’ en de etnografische onderzoekers laten zien waar dit geweld op het raakvlak tussen psychologie en sociologie toe kan leiden:
“Aangezien het gestigmatiseerde minderheidsindividu in onze maatschappij zichzelf identiteitseisen oplegt waar hij niet aan kan voldoen, is het onvermijdelijk dat hij enige ambivalentie over zijn eigenheid zal voelen.
Dit individu zal zijn eigenheid zo vervormen dat hij zo min mogelijk last heeft van de schijnbare en opdringerige stigmatisering.
Zijn individuele eigenheid – die zo anders is dan de overheersende eigenheid van de meerderheid – ervaart hij als afstotelijk: hij zal de normen van de maatschappij om hem heen steunen en daarmee zal hij zijn eigenheid afkeuren. Deze sociale en psychologische afkeuring zal uiteindelijk omgezet worden in schaamte.”
En schaamte kan nu eenmaal nooit een basis zijn voor een gezonde geestelijke gezondheid.
Oké.
We weten dat Nederland vooroploopt als het gaat om rechten voor homoseksuele mannen.
We weten nu ook dat Nederland wat harder moet gaan lopen als het gaat om de geestelijke gezondheidszorg van deze mannen.
We weten nu ook dat we wellicht moeten proberen de overheersing van ‘gewoon’ en van de hetero-normatieve, mannelijk identiteit wat af te zwakken.
Te beginnen bij de gewone, hetero-normatieve, mannelijke identiteit van de homoseksuele man zelf.
Ik weet nu: als jong ventje was het samen met mijn zussen en het buurmeisje de Dolly Dots playbacken zo’n slecht idee nog niet…
Sanjay Aggarwal & Rene Gerrets: Exploring a Dutch paradox: an ethnographic investigation of gay men’s mental health, Culture, Health & Sexuality, 16:2, 105-119, DOI: 10.1080/13691058.2013.841290
Met speciale dank aan Harry French.
achter schaamte schuilt angst
waarachter preventie zich roert
pas op, kijk uit, wat zullen ze wel
niet denken, ongepast, ongehoord
in dagelijks leven in slachtofferrol
wordt zekerheid door spiegelbeeld gevloerd
tot vuist glas en bot breekt,
schreeuw niet langer gesmoord
bloed en pijn sijpelen omhoog
langs plint, langs wand, langs rug, langs hoofd
geen pleister helpt, sluier ter zielsverduistering wordt weggeworpen,
als addergebroed
dan pas gaat ook hoofd omhoog
en wordt ontdekt wat nooit werd geloofd
luchten blauw, zon goud met rood:
want waar het niet gaan kan, daar kruipt jouw bloed
Rick van der Made (Breda, 1968) is dichter en columnist. Hij studeerde Frans, Engels en Pedagogiek. De dichtbundels ‘Wereldreiziger’, ‘Memoires van Huisman’ en ‘Het jaar van de arend’ zijn van zijn hand.
•••
Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?
Klik hier voor meer informatie!
One thought on “De Nederlandse paradox ”