‘Dierenarts,’ zei Richard.
‘Brandweerman,’ zei Johnny.
‘Striptekenaar,’ zei Pepijn.
‘Zangeres,’ zei ik.
“Hieieieieieies klief
Iet mie
kettie
ai gowotonight
So cowowowowowow
Lemmieinwowowowowow
hiesklief
Nou ja, het kon wel, maar dan brommend, vals en lelijk. Op een cabaretvoorstelling tijdens de studie na, heb ik sinds mijn puberteit niet meer gezongen.
Vrienden Loek en Jeroen zingen al geruime tijd in een koor. Een homokoor. Het Amsterdam Gay Men’s Chorus om precies te zijn. Zij vertelden me meerdere malen hoe leuk het daar was. “Je hoeft niet te kunnen zingen hoor,” zeiden ze, toen ik voorzichtig interesse in het koorleven begon te tonen.
In een overmoedige bui meldde ik mij aan bij het koor van mijn vrienden. Prompt kreeg ik een mail van de voorzitter met de vraag of ik wist in welke stemgroep ik hoorde.
“Hoge tenoren,” schreef ik zonder blikken of blozen terug.
“Nou, da’s fijn,” antwoordde de voorzitter, “Daar hebben we er er niet zoveel van.”
Ik kwam op de eerste repetitie en zong de longen uit mijn lijf. Ik was zo gelukkig en enthousiast dat ik de verbaasde blikken van mijn hoge tenorgroepje niet opmerkte. Na afloop opperde de voorzitter voorzichtig of ik me misschien niet meer thuis zou voelen bij de lage tenoren.
Hm. Oké.
Ik bleek tweede tenor ook hartstikke leuk te vinden. Wel keek ik altijd met licht jaloerse blik naar de hoge tenoren en heel af en toe deed ik een stapje opzij zodat ik toch een beetje bij hun groepje leek te horen.
Gisterenavond mochten de lage tenoren na afloop van de reguliere repetitie apart oefenen met de dirigente. Ik stond samen met de andere tenoren om de piano heen zo genietend “I feel pretty” mee te zingen, dat ik geen acht sloeg op de meewarige blikken van de dirigente en mede-tenoren die mijn richting opgeworpen werden.
De dirigente stopte met pianospelen. De tenoren stopten met zingen. Ik perste er met samengeknepen billen en schrale strot nog net het einde van een noot in F grote terts uit.
“Eh…” zei de dirigente en keek me vorsend aan. “Zou jij je misschien niet meer thuisvoelen bij de baritons?”
Hm.
Na verloop van tijd zal ik bariton zingen ook vast hartstikke leuk gaan vinden. Het betekent wel dat ik nog een groepje verder verwijderd sta van de hoge tenoren. Zoveel stapjes kan ik niet meer onopgemerkt opzijzetten. Ik denk niet dat de tweede tenoren mij steeds stiekem voorbij willen zien schuifelen als ze met hun hoge C bezig zijn.
Ach, het leven is maar treurig als je als man zangeres wilt worden.
“Out on the wiley, windy moors
We’d roll and fall in green
You had a tenor
like my jealousy…”
Op zaterdag 23 en zondag 24 juni geeft het Amsterdam Gay Men’s Chorus drie voorstellingen in het Polanentheater te Amsterdam. Kaarten zijn verkrijgbaar via www.amsgmc.nl
Er is in het vijftig koppen tellend chorus nog plek voor zangers en dansers. Laat de Kate Bush (Beyoncé, Rihanna, Missy Elliott) in je los en kom een keer op woensdagavond langs om mee te zingen of mee te dansen.
De ochtend na de bommen op Damascus
zingt mijn Syrisch-Armeense geliefde in Amsterdam een lied van zangeres Fairouz.
Een Arabisch lied over de liefde.
De menigte luistert aandachtig.
De klanken doen me aan de vader van mijn vriend denken die in Aleppo in het ziekenhuis ligt.
Hij werd afgelopen nacht wakker van een suis in zijn oren.
Het was het suizen van vlak voor de inslag.
Hij denkt aan een hartaanval maar weet dat het een ander soort inslag is.
Hij denkt aan zijn familie in Damascus.
Tussen zijn oren schalt het luchtalarm.
Hij wacht op bericht.
Ik wacht op het einde van het lied.
Na het applaus loopt een vrouw naar mijn vriend toe.
‘Met die Arabische klanken lijkt het wel een moskee hier,’ zegt ze. ‘Allah akbar en zo.’
(In mijn hoofd suist een zacht luchtalarm).
‘Ik zong over de liefde.’
‘Ik hoor het verschil niet.’
‘U had het kunnen voelen.’
Ze draait zich om.
Ik kijk naar mijn vriend die op zijn telefoon kijkt.
‘Iedereen veilig?’ vraag ik.
‘In Damascus wel,’ zegt mijn vriend.
‘Zing het lied nog eens,’ fluister ik in zijn oor.
‘Alleen voor mij.’
Hij zingt zachtjes over de liefde.
Over een Arabische liefde.
Het gesuis neemt af.
En dooft uit.
Rick van der Made
Rick van der Made (Breda, 1968) is dichter en columnist. Hij studeerde Frans, Engels en Pedagogiek. De dichtbundels ‘Wereldreiziger’, ‘Memoires van Huisman’ en ‘Het jaar van de arend’ zijn van zijn hand.
One thought on “AMSGMC ”