Met enige regelmaat zijn er incidenten waarbij homo’s worden uitgescholden of zelfs mishandeld. Steevast roept dit de vraag op of het aantal van zulke incidenten toeneemt. Het is echter lastig om hierover goede cijfers te krijgen en dat niet alleen omdat maar ongeveer 10% van de slachtoffers aangifte doet.
Niettemin begon de Amsterdamse politie vanaf 2007 de cijfers van meldingen en aangiftes van antihomogeweld te registreren en te publiceren. Aanvankelijk vertoonden deze een stijgende lijn, maar van 2010 t/m 2013 bleven ze min of meer stabiel rond de 500 meldingen per jaar, waarvan rond de 180 fysiek geweld betroffen.
Voor latere jaren raakten zulke cijfers echter opeens uit beeld. De reden bleek dat de politie in 2014 was begonnen met een landelijke registratie van antihomo-incidenten – het totaal aantal gevallen van discriminatie en geweld tegen LHBT’ers kwam in dat jaar uit op 1403. In 2015 was dat gestegen tot 1574, maar volgens de politie kwam deze stijging meer door een hogere aangiftebereidheid dan door een feitelijke toename van onveiligheid.
Het is echter niet alleen het gat tussen het aantal daadwerkelijke incidenten en het aantal meldingen en aangiftes dat deze cijfers nogal weinigzeggend maakt. Een getal voor heel Nederland is namelijk wel erg abstract, aangezien antihomogeweld zich vaker in de grote steden zal voordoen en er dus regionaal grote verschillen kunnen zijn die bij de interpretatie van belang zijn.
Het landelijke rapport over 2015 schreef dat Amsterdam goed was voor 33% van het totaal aantal meldingen, maar hierbij gold dat de politie in Amsterdam al langer ervaring had met het nauwkeurig registreren van antihomogeweld, terwijl andere politiekorpsen daarvoor nog een flinke inhaalslag moesten maken.
In 2016 was het aandeel van Amsterdam gedaald tot 14%, oftewel 185 gevallen, wat landelijk gezien een tweede plaats was, achter Oost-Nederland met 206 incidenten van “discriminatie op basis van seksuele gerichtheid.” Op de derde plaats kwam Midden-Nederland (152) en op de vierde stond Rotterdam (148). Dit geeft in elk geval de indruk dat inmiddels alle politieregio’s de incidenten even goed bijhouden.
Toch is hier iets vreemds, want volgens AT5 zouden er in 2016 bij de de Amsterdamse politie zo’n 600 meldingen van antihomo-incidenten zijn geweest. Dat getal ligt geheel in de lijn met de rond de 500 die de hoofdstedelijke politie in eerdere jaren publiceerde, maar wijkt opvallend sterk af van de 185 die in het landelijke rapport voor Amsterdam worden genoemd.
In dat rapport valt geen reden voor dit grote verschil te vinden, waarbij moet worden opgemerkt dat de nieuwe landelijke rapportages dermate uitvoerig zijn, dat het niet bepaald makkelijk is om snel een helder overzicht van het antihomogeweld te krijgen. Er was dan ook nagenoeg geen mediaberichtgeving over, nadat het nieuwste landelijke rapport net voor Koningsdag verscheen. De aparte cijfers voor Amsterdam werden destijds steeds voorafgaand aan de Gay Pride bekendgemaakt.
De landelijke rapporten behandelen naast discriminatie op basis van seksuele gerichtheid namelijk ook discriminatie op basis van onder meer geslacht, godsdienst, handicap en herkomst. En dit bovendien niet alleen aan de hand van meldingen die bij de politie binnenkomen, maar ook voor die van lokale en regionale antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s).
Het is zonder meer goed dat ook de andere politieregio’s nu allerlei vormen van discriminatie registeren, maar het leidt tot rapporten waarin de cijfers over antihomogeweld ondergesneeuwd zijn geraakt, wat het nog lastiger maakt om er enigszins zicht op te houden. Specifieke rapportages per politieregio zijn dringend gewenst.
Peter Koop
One thought on “Antihomogeweld: de cijfers.”